Begin met het mengen van de bloem, de suiker en het zout in een ruime kom. Werk de koude boter er met je vingertoppen doorheen. In de professionele keuken heet dit 'rassembler', waarbij je de boter met de bloem wrijft tot een kruimelig geheel ontstaat. Voeg daarna het ei en het vanille extract toe en werk het deeg kort samen tot een bal. Niet te lang kneden, anders wordt het deeg taai. Wikkel het in folie en laat het minstens dertig minuten rusten in de koelkast.

Haal het gekoelde deeg uit de koelkast en bestuif het werkblad licht. Rol het deeg uit tot ongeveer drie millimeter dikte. Probeer gelijkmatige druk te gebruiken, dat voorkomt scheuren. Steek rondjes uit en leg deze voorzichtig in je mini vormpjes. Druk de randen licht aan zonder het deeg te trekken. Prik kleine gaatjes in de bodem om luchtbellen te voorkomen, dit heet 'docken'. Zet de vormpjes opnieuw tien minuten in de koelkast zodat de boter niet gaat uitlopen tijdens het bakken.

Verwarm de oven voor op 180 graden. Leg kleine stukjes bakpapier in elk bakje en vul ze met bakbonen. Hierdoor blijven de bakjes strak van vorm. Bak de bakjes ongeveer twaalf minuten blind. Haal voorzichtig het papier en de bonen weg en bak ze nog eens vijf minuten zodat de binnenkant goud en droog wordt. Laat ze afkoelen voordat je ze vult. Een professionele tip is om ze meteen na het bakken te bestrijken met een heel dun laagje warme abrikozengelei, hierdoor blijven ze knapperig en beschermd tegen vochtige vullingen.